The man bent over his guitar,
A shearsman of sorts. The day was green.
They said, "You have a blue guitar,
You do not play things as they are."
The man replied, "Things as they are
Are changed upon the blue guitar."
And they said then, "But play, you must,
A tune beyond us, yet ourselves,
A tune upon the blue guitar
Of things exactly as they are."
:Fragment uit ‘The man with the blue guitar’
Wallace Stevens
Over Othello van William Shakespeare is veel geschreven. Eén van de meest inspirerende essays komt van Willem Jan Otten, zelf ook toneelschrijver. Hij vertelt zijn verhaal aan de hand van het gedicht ‘The man with the blue guitar’ van de Amerikaanse dichter Wallace Stevens. *) Het meest intrigerende deel van Ottens betoog is zijn redenatie over de identiteit van de personages. Volgens Otten bestaat de werkelijkheid alleen als constructie van de verbeelding. "Things as they are, are changed upon the blue guitar”. Hij gebruikt dit om aan te tonen dat Othello slechts bestaat in het hoofd van Desdemona. Het beeld dat Desdemona van Othello heeft, maakt hem tot wie hij is. Andersom geldt ook dat Desdemona is wie zij is, omdat Othello een bepaald beeld van haar heeft. Zij zijn elkaars blauwe gitaar uit het gedicht. Othello heeft Desdemona nodig om zich verbeeld te zien, en zij hem.
Volgens deze redenering heeft Othello dus altijd een ander nodig om iemand te kunnen zijn. Hij bestaat bij de gratie van die ander. Het ‘ik’ van Othello wordt daarmee volledig in het hoofd van Desdemona geplaatst. Dat lijkt een rare plaats te zijn voor een ‘ik’, dat je eerder in het eigen hoofd zou verwachten. Is iemands zelfbeeld niet belangrijker voor de eigen identiteit? Dat lijkt de meeste mensen in ieder geval meer bezig te houden. We maken lange reizen ‘om onszelf te leren kennen’, we gaan in psychotherapie om in contact te komen met ons diepste ‘ik’ en je kunt geen tijdsschrift openslaan of er staat wel iets van een persoonlijkheidstest in. De vraag die iedereen bezig lijkt te houden is dus niet in de eerste plaats ´wie denk jij dat ik ben?´, maar ´wie ben ik?´
Natuurlijk bepaalt de manier waarop anderen over ons denken wel degelijk voor een groot deel wie wij zijn. Maar dat is vooral omdat die denkbeelden weer terugkaatsen op ons zelfbeeld. Het zelfbeeld is uiteindelijk toch het innerlijke anker van de identiteit; het deel dat altijd gebonden blijft aan de betreffende persoon. Als we ons dus enkel richten op het beeld dat anderen hebben van Othello gaan we voorbij aan één heel belangrijk iemand, namelijk Othello zelf. Hoe ziet Othello zichzelf? Othello is niet alleen Othello omdat Desdemona denkt dat zij zijn ware gezicht gezien heeft. Hij is ook Othello omdat Jago hem ziet als een zandneger, omdat Cassio hem ziet als een vriend en vooral omdat hij zichzelf ziet als…. ja, als wat eigenlijk?
Othello heeft in zijn leven waarschijnlijk maar een zeer beperkte kant van zichzelf leren kennen. Zijn bestaan werd grotendeels bepaald door twee nogal uiteenlopende carrières. Begonnen als slaaf, heeft Othello zich letterlijk vrijgevochten, waarna hij in het leger opgeklommen is tot generaal. Een carrièrepad dat bewondering afdwingt. De ‘American Dream’ - van krantenjongen tot miljonair - is er niets bij. Ongetwijfeld heeft Othello tijdens deze lange weg een aantal dingen over het leven en zichzelf ontdekt die de meesten van ons nooit zullen ontdekken. Maar alles heeft zijn prijs. Othello heeft zijn tijd grotendeels doorgebracht in het keurslijf van de slavernij en het leger. Zijn leven bestond vooral uit het opvolgen van andermans bevelen. Daarbij zal weinig ruimte geweest zijn voor de liefde. Niemand heeft immers iets aan een verliefde soldaat. Desdemona geeft hem tot voorbeeld hoe het is om werkelijk vrij te zijn, als zij haar vader ontvlucht om met Othello te trouwen, uit liefde. Dankzij haar leert Othello hoe het is om vrij te zijn en lief te hebben.
Desdemona helpt Othello een kant van zichzelf te zien die hij nooit eerder zag. Daarvoor heeft hij haar ook werkelijk nodig. De Franse psychoanalyticus Jacques Lacan geloofde al dat de menselijke identiteit zich pas begint te vormen vanaf het zogenaamde spiegelstadium in de ontwikkeling. Hiermee doelt hij op het moment waarop kinderen zichzelf gaan herkennen in een spiegel. Dit gebeurt volgens hem pas als het kind met zijn moeder bij de spiegel staat en haar in die spiegel herkent. Hij ziet zijn moeder telkens met een kind aan de hand en trekt uiteindelijk de logische conclusie: ‘dat ben ik’. Onze identiteit wordt volgens Lacan bepaald door de manier waarop wij onszelf herkennen in onze omgeving. De ander houdt ons – in het voorbeeld van Lacan letterlijk – een spiegel voor: ‘Kijk, dat ben jij’ . In dit verhaal vervult Desdemona de rol van de moeder, die tegen Othello zegt: ‘Kijk, dit ben jij: zachtmoedig, liefdevol, teder, ik houd van je, jij bent iemand om van te houden.’
Zo geredeneerd lijkt het stuk af te stevenen op een goede afloop, ware het niet dat er nog een andere belangrijke spiegel in Othello’s leven is, in de vorm van Jago. Desdemona en Jago tonen beiden een totaal andere kant van Othello. Desdemona spiegelt Othello’s zachte kanten, de minnaar in hem. Jago spiegelt zijn harde kanten, de soldaat in hem. Twee verschillende spiegelbeelden. En heeft u wel eens geprobeerd in twee spiegels tegelijkertijd te kijken? Dat gaat niet. Dus moet Othello vanaf het moment dat Desdemona haar intrede doet zijn aandacht verdelen tussen haar en Jago. Iets dat Jago niet kan verdragen. Voorheen herkenden de twee soldaten zich vooral in elkaar. Nu spiegelt Othello zich meer aan Desdemona. Desdemona is de blauwe gitaar die een liefdeslied speelt, en haar lied overstemt het strijdlied van Jago. Wat betekent dat voor Othello’s trouwe vaandrig? Hij voelt zich afgewezen en keert zich tegen zijn aanvoerder. Jago is woedend dat zijn hechte band met Othello, als spiegelbeeld, verbroken werd.
Jago heeft niet eens de illusie dat hij het kan winnen van dat andere, veel aantrekkelijker spiegelbeeld dat Desdemona Othello voorhoudt. Dus verzint hij een list. Hij zorgt dat de spiegel van Desdemona iets compleet anders laat zien. Jago vervangt deze als het ware stiekem door een scherm waarop hij zijn eigen beeld kan tonen. Het is alsof hij met een camera opnamen van haar maakt en deze in zijn eigen voordeel monteert en manipuleert. Deze opnamen projecteert hij vervolgens op het scherm dat de spiegel vervangt. En dan ziet Othello plots iets heel anders in die spiegel. Hij ziet geen man meer die bemind wordt door de mooiste, liefste en zuiverste vrouw van de wereld. Nee, hij ziet een man wiens vrouw vreemd gaat met Jan en alleman. Een man die zich laat bedriegen. Een sufferd die de horens opgezet krijgt door zijn vrouw.
Othello gaat zijn Desdemona gedurende het stuk totaal anders zien, en daarmee dus ook zichzelf. Jago maakt hem wijs dat Desdemona een soort hoer is, voor iedereen ‘zum haben’. Othello gelooft hem, neemt het voor waar aan. Natuurlijk wekt dit zijn woede op. Maar hoe kan die woede zo heftig zijn dat je iemand vermoordt? Wat drijft Othello, of welke andere afgewezen minnaar dan ook, om zijn geliefde te doden? Hij kan toch ook gewoon bij haar weggaan, het contact verbreken met haar?
Maar we hebben inmiddels eigenlijk al gezien dat het hier helemaal niet meer om Desdemona gaat. Het gaat om Othello en zijn zelfbeeld. Er gebeurt iets met hem dat ook vaak gebeurt met vrouwen die het slachtoffer worden van huiselijk geweld. Niet zelden leggen zij de schuld bij zichzelf. ‘Het ligt echt aan mij’, `ik ben een slechte vrouw´, `ik klaag te veel´, `ik geef hem te weinig liefde´. Het slachtoffer begint te twijfelen aan de eigen identiteit, past het zelfbeeld aan. Zo twijfelt ook Othello aan zichzelf. ‘Is het omdat ik een slechte minnaar ben?’, ‘Is het omdat ik zwart ben?’, ‘Ben ik misschien nog steeds de slaaf die ik vroeger was?’ Zijn zelfbeeld staat onder grote druk. Hij wordt bedreigd in de kern van zijn bestaan. Op zo’n moment heeft elk mens of ander dier eigenlijk maar twee keuzes: vluchten of vechten. Het is niet verbazingwekkend dat de soldaat in Othello kiest voor de gewelddadige weg om zichzelf te beschermen. Dus doodt hij Desdemona, en daarmee de minnaar in zichzelf.
- Costiaan Mesu -
(september 2006)