AD 30-10-2006
Othello begint met een sterk beeld. Thijs Römer bekijkt zichzelf als de titelfiguur in de spiegel. Het zwart van zijn huid wrijft hij af. Gaandeweg wordt de impact van deze daad duidelijk: hoe hij als Moor ook zijn best doet om te assimileren, voor de westerse samenleving zal hij altijd een gewantrouwde buitenstaander blijven. Regisseur Johan Doesburg tekent voor een Shakespeare waarbij alles klopt. Othello is actueel zonder geforceerd geactualiseerd te zijn, spannend zoals dat hoort bij een vertelling van deze grote bard, rijk van natuurlijk geacteerde taal en vol van theatrale verbeeldingskracht. Het toneelbeeld van een koude hoge containerwand versterkt de militaire sfeer waarin de door Jaloezie gedreven Jago ( Michel Sluysmans) zijn misdadige intriges in volle gang kan zetten.
Daarbij biedt de wand de mogelijkheid tot verrassende opkomsten, die ook nog eens de vaart ten goede komen: strak en precies raken de acteurs de scènes in hun dramatische kern. Thijs Römer overtuigt volledig als de door heftige verliefdheid kwetsbaar geworden generaal Othello, maar de eigenlijke hoofdrolspeler in deze tragedie blijft natuurlijk Jago. Sluysmans geeft hem een verraderlijke alledaagsheid mee: een ijdele onderkruiper (steeds een kammetje door zijn haar), een wolf in schaapskleren. Ook Anniek Pheifer maakt van Desdemona een juweeltje: hoe krachtige persoonlijkheid niet tegen leugens bestand blijkt te zijn. Ga dat zien! Zo’n goed gelukte Othello komt maar eens in de tien jaar voorbij.
NRC 30-10-2006
In Othello van Shakespeare is niet meer nodig dan een dameszakdoekje versierd met aarbeien en gifitg gefluister door een intrigant om van een minnaar een moordenaar te maken. Veldheer Othello, een zwarte vreemdeling in een blanke samenleving, is weliswaar de titelheld, maar de gemeenste en fascinerende rol is weggelegd voor Jago. Deze Jago bedenkt uit wraakzucht een demonisch plan: hij zal Othello vernietigen door hem tot een bedrogen echtgenoot te maken. Maar zijn prille bruid Desdemona is onschuldig.
Othello is een Moor afkomstig uit Noord-Afrika. In het theater moet schmink van blanke Othello’s altijd een zwarte man maken. Regisseur Johan Doesburg draait in de sterke openingsscène alles om. Hoofdrolspeler Thijs Römer is bij opkomst zwart geschminkt en veegt het toneelroet weg met zakdoekjes. Jago (Michel Sluysmans) legt dit met een camera vast. Reusachtig uitvergroot zien we Othello’s blanke gezicht geprojecteerd tegen een wand van zeecontainers. Het drama kan beginnen.
Sluysmans legt met de camera alle beslissende momenten vast. Desdemona (Anniek Pheifer) legt een hand op de blote borst van Cassio, de vermeende rivaal van Othello. Even later: Desdemona verliest haar zakdoekje terwijl ze Othello omhelst. De camera zoomt in. Raak! Zo verzamelt een duivelse Jago belastend materiaal. Wat wij zien, bereikt Jago met taal. Woord na woord injecteert hij Othello: zijn vrouw is een slet, een hoer, een sloerie. Aan het slot zal Othello haar wurgen. Jago triomfeert.
Othello is niet alleen het drama van de jaloezie. De vernunfte Jago weet zijn heer te vernietigen met meeslepend taalspel. Het gemene is: wat Jago zegt klopt en tegelijk weet de toeschouwer dat hier een leugenachtig brein aan het werk is. Terecht richt Sluysmans zich rechtstreeks tot de zaal: hij maakt ons medeplichtig. Dit is een van de sterkste toneelwetten. Sluysmans is een beweeglijk speler. Thijs Römer kiest een andere houding: hij is niet de onverzoenlijke generaal, eerder een zwaarmoedige man met massieve présence. Naar uiterlijk is hij een blanke, innerlijk blijft hij een vreemdeling, beducht voor het racisme dat overal tiert. Othello is het stuk van de langzame voorberiding en het snelle slot.
Aan het slot pleegt Othello zelfmoord. Hij valt dood over Desdemona, die gehuld is in een bloedrode jurk. Sluysmans staart met gloeiende Jago-blik in de camera. Hij heeft zijn missie volbracht. Het vertraagde spel van de actuers rondom Jago heeft misschien als nadeel dat de voorstelling iets trekkerigs krijgt, maar gaandeweg wordt het duidelijk: voordat Othello tot zijn moorddadige handeling komt, moet hij doordrenkt zijn van gif. Er is geen ontsnappen mogelijk uit de val die Jago heeft opgezet.
Trouw 30-10-2006
’Je belastert haar en je bent een nikker’. Zo vertaalt Hafid Bouazza het verwijt dat Emilia, de vrouw van Jago, maakt aan de Moorse generaal van de Venetianen, Othello, als ze ziet dat hij zijn vrouw Desdemona gewurgd heeft. Shakespeare zelf schreef: ’Thou art a devil’, maar na het eerdere ’you … blacker devil’ is het ’nikker’ van Bouazza treffend: Othello de allochtoon wordt hier zo hard mogelijk zijn plaats gewezen. De uitstekende vertaling van Bouazza doet binnen enkele jaren al voor de tweede maal dienst in een theateropvoering. Het is immers nog maar ruim drie jaar geleden dat Toneelgroep Amsterdam het stuk speelde in deze vertaling.
Voor het samenwerkingsproject van Het Nationale Toneel met het kleine Haagse zusje Annette Speelt koos regisseur Johan Doesburg wellicht dit stuk om het artistieke tweetal van dit gezelschapje, Thijs Römer en Michel Sluysmans de kans te geven het befaamde duo Othello en Jago in een grote zaal tot leven te brengen, én om een aantal jonge spelers van het eigen gezelschap met hen samen te brengen. Zo’n snelle opeenvolging van het stuk in verschillende ensceneringen dwingt haast tot vergelijken, zoals ook de makers doen. Zo komt Römer met een bruin geschminkt gezicht op, maar het eerste wat hij doet is met tissuepaper de schmink van zijn gezicht halen. Ongetwijfeld een plagerige verwijzing naar de Amsterdamse productie waarin Othello-speler Hans Kesting geheel bruin was geschminkt - geheel, omdat hij de moord op zijn Desdemona in Adamskostuum verrichtte.
Om bij deze twee spelers maar te beginnen: de Hagenaren zijn hier in het nadeel. Immers, binnen de jonge garde waardoor Othello omringd wordt, is hij zelf onloochenbaar een man van middelbare leeftijd. Dat maakt ook zijn verdenking dat Desdemona ontrouw is aan hem, ingefluisterd door de boosaardige Jago, die escaleert tot de moord, zo schrijnend: van een edel man als Othello verwacht je dat hij zijn geliefde zou terugsturen naar Venetië, niet dat hij, zo vergiftigd, haar wurgt. Wel, hoe voortreffelijk Römer (28) ook zijn Othello speelde, en hoezeer hij probeerde het gezag van de hoge militair uit te stralen, hij bleef te jong voor zijn rol. Daar moet meteen aan worden toegevoegd dat hij ook wel een heel geduchte voorganger had in Kesting die, ouder en ervarener in het leven, zijn Othello weergaloos goed speelde. Overigens roeide Doesburg met de riemen die hij zelf gekozen had: de voorstelling oogt extreem ’jong’ met een hard decor van Tom Schenk dat bestaat uit zeecontainers die op elkaar gestapeld zijn, verrijdbaar, en waar naargeestig harde klappen uit komen. Ook het bed en andere attributen zijn karren die op en af gereden worden. Jago is een linke jongen uit een minder frisse buurt, die regelmatig een zakkammetje door zijn haren naar achteren haalt. De dramatische handeling verliep nogal taai en uitgesponnen, zodat je de muziek van Verdi vanzelf ging missen. Maar Anniek Pheifer (Desdemona), Pauline Greidanus (Emilia) en al die anderen waren ontroerend of sterk of raak (Vincent Linthorst als Roderigo). Al met al een acceptabele voorstelling, maar geen hemelbestormer.
Telegraaf 30-10-2006
Verjongen moet, roept iedereen overal handenwringend. Johan Doesburg, regisseur bij Het Nationale Toneel, voegt de daad bij het woord door iets samen te doen met Annette Speelt, een jeugdig Haags groepje. Het resultaat is een doorzichtige, strakke, doordachte ‘Othello’, met een overtuigende Thijs Römer in de titelrol van William Shakespeare’s veeleisende tragedie van de laster.
Römer en Doesburg stonden voor de boemerang-vraag: hoe spring je om met Othello’s ras? Bij Shakespeare was hij een ’moor’ en, succesvol generaal of niet, dat was meer dan zijn Venetiaanse omgeving hem kon vergeven toen hij de gore moed had het hart te winnen van een blanke schone. In de loop der jaren hebben we withuidige acteurs gehad die zich zwart schminkten, witte die de schmink weglieten, zwarte acteurs die zich wit schminkten, zwarte spelers zonder schmink. Römer komt zwart geschilderd op, kijkt in een spiegel (Shakespeares eeuwige thema: het zijn en schijn van de menselijke identiteit) en wrijft het smeersel weg. Waardoor het, hoewel onzichtbaar, als onuitpoetsbaar laagje achterblijft in het geheugen.
Intelligent gevonden gebaar, meteen onderstrepend dat ’Othello’ niet speciaal gaat over racisme, evenmin trouwens over jaloezie, zoals de hardnekkige uitleg wil. Waarover dan wel? Over het verwoestende effect van laster en kwaadaardige manipulatie, teweeggebracht door Othello’s vaandrig, de „eerlijke, eerlijke Jago”. Zelfs een lelieblank innerlijk en onberispelijk gedrag zijn niet bestand tegen de donkere tong van de roddel. Bestand tegen oorlog, ontberingen en zwaarden, dat is hij, maar niet tegen het gif van de listige misleiding over ontrouw van zijn bruid, gif dat Jago hem druppel voor druppel in het oor giet. Want, bij al z’n kwaliteiten, de gave des onderscheids bezit Othello niet, en als hij emotioneel in het nauw zit, reageert de hardhandige soldaat die hij veel méér is dan liefdevolle minnaar.
De nuancering en rust waarmee Römer deze aspecten zichtbaar maakt, hebben me verrast, net als zijn stevige beheersing van een groot podium. Misschien dat hij nog kan winnen aan innerlijke beleving, maar verder doet hij het ronduit goed in deze zeer moeilijke rol. Ook Michel Sluysmans als de doortrapte Jago presteert meer dan behoorlijk. Net als Römer slaagt hij in het toegankelijk en open houden van Shakespeares taal, die in de boeiende hertaling van Hafid Bouazza van rijm is ontdaan. Kanttekening: het schurkschap van Jago heeft eerder baat bij retouchering dan bij benadrukking. Nu spreekt uit zijn ogen en motoriek te onverbloemd de uitgekookt gevaarlijke veinzer. Los hiervan: uitstekend gedaan. De kleinere rollen in deze aansprekende voorstelling worden merendeels toereikend tot goed ingevuld. Pauline Greidanus, die Jago’s vrouw wat minder vulgair aanzet dan de gewoonte is, springt er uit in een paar intense en gevoelvolle scènes, in deze stijlvolle, niet op snelle effecten mikkende ‘Othello’.
Volkskrant 30-10-2006
Hij legt zijn oor te luisteren. Aan een deur, de vloer. Hij wil weten, Othello. Het zoemt rond in zijn omgeving, er is iets met zijn aanbeden Desdemona. Zou het waar zijn? Is zij hem ontrouw? Othello’s oor is vergiftigd. Befluisterd door Jago, zijn valse vaandrig. Terwijl de generaal op de grond ligt te spartelen om ook maar iets op te kunnen vangen, richt Jago de camera op hem. En ziet, welk een ontluisterend beeld.
Johan Doesburg regisseert Othello, het verhaal van de Moor, de zwarte slaaf die het bracht tot gevierd militair in Venetië, maar uiteindelijk te gronde gaat aan jaloezie en onzekerheid. Het is Doesburgs zevende Shakespeare; voor Othello ging zijn Nationale Toneel samenwerking aan met Annette Speelt, een relatief jong collectief dat ook vanuit Den Haag opereert. Een vruchtbaar idee, zo blijkt.
Een imponerende muur van containers, geroezemoes: een havenachtige, urbane omgeving vormt het decor en verbeeldt Venetië en Cyprus, waar Othello zich ophoudt. Enigszins duister, en met allerlei mogelijkheden tot verschuilen, en, niet in de laatste plaats, onverwachte opkomsten. Soms opent zich een deur, een luik en zien we een uitvergroting van iemand of iets op de scène; een bevroren beeld dat beklijft – de wanhoop van Othello, de tronie van Jago, de machteloosheid van diens eega Emilia, de vitale schoonheid van Desdemona. Het levert al met al een innemende voorstelling op. Niet wild, niet gewaagd – niet géwild. Uitgebalanceerd, evenwichtig eerder. Met mooie vondsten, grappige episodes, en aangrijpende momenten. De Othello van Thijs Römer is jongensachtig, verwonderd soms over het geluk dat hem in de schoot valt: de lieflijke senatorsdochter Desdemona (Anniek Pheifer) kiest hem, de buitenstaander, de zwarte. Zijn stem schiet ervan in de hoogte en zijn verrukte glimlach is ontwapenend. Michel Sluysmans (met Römer de kern van Annette Speelt) is een knappe creep, spil van de intriges en onvermoeibaar konkelend in de weer met de camera aan de zijkant van het toneel. Pieter van der Sman speelt een sterke Cassio, de uitverkorene van de generaal, object van Jago’s jaloezie. En ook de kleinere rollen zijn leuk bezet (Jan-Paul Buijs als de doge).
De vertaling is van Hafid Bouazza, gemaakt in opdracht van Toneelgroep Amsterdam een paar jaar terug en ook toen al geprezen om zijn poëtische kracht en originele ingrepen en bijdragen. Zo valt de nobele Moor een keur aan kleurrijke benamingen ten deel, van Berber tot woestijnrat en zandneger. Een rare eend in de bijt, een buitenstaander, onzeker en daardoor vatbaar voor vergiftiging – dat is hier niet alleen, daarmee kampen alle personages en dat krijgt in deze enscenering nadruk, eerder dan dat die een politieke lading heeft. Eenieder is een einzelgänger met hang naar genegenheid en erkenning en als die niet komt, slaat er iets door.
De vrouwen hopen op de liefde van hun mannen, maar komen bedrogen uit; de mannen durven niet te geloven in die liefde en vluchten in wellustig, gewelddadig gedrag waaraan niet te ontkomen valt. De gefrustreerde Jago verdenkt ook zijn vrouw nog eens van vreemdgaan – een parallel met de onverdraaglijke situatie van zijn meester. Ze houden elkaar spiegels voor maar niemand kijkt erin, durft. Zoals de voorstelling begint: met behulp van een handspiegeltje schminkt Othello zich af, langzaam wordt hij wit. Maar zijn oogkassen blijven zwart, droevige poelen van eenzaamheid.